-
1 op het nippertje
op het nippertje -
2 op het nippertje
op het nippertjeat the (very) last moment/secondVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op het nippertje
-
3 op het nippertje
-
4 op het nippertje
I.um ein HaarII.um HaaresbreiteIII.[maar net]mit knapper NotIV.[tijdsbepaling]im letzten Augenblick -
5 op het nippertje
adv. in the nick of time, touch-and-go -
6 't was op het nippertje
't was op het nippertje -
7 op het nippertje ontkomen, ontsnappen
op het nippertje ontkomen, ontsnappenDeens-Russisch woordenboek > op het nippertje ontkomen, ontsnappen
-
8 dat was op het nippertje
dat was op het nippertjethat was a close/near thing; 〈 met betrekking tot ontsnapping ook〉 that was a close shave/callVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat was op het nippertje
-
9 de student haalde op het nippertje zijn examen
de student haalde op het nippertje zijn examenthe student (just) scraped through (his exam)/only passed by the skin of his teethVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de student haalde op het nippertje zijn examen
-
10 op het nippertje ontsnappen
op het nippertje ontsnappenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op het nippertje ontsnappen
-
11 zij kwam net op het nippertje
zij kwam net op het nippertjeshe came just in time/(just) in the (very) nick of timeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij kwam net op het nippertje
-
12 nippertje
♦voorbeelden:¶ op het nippertje • at the (very) last moment/secondzij kwam net op het nippertje • she came just in time/(just) in the (very) nick of timedat was op het nippertje • that was a close/near thing; 〈 met betrekking tot ontsnapping ook〉 that was a close shave/callop het nippertje ontsnappen • have a narrow escapede student haalde op het nippertje zijn examen • the student (just) scraped through (his exam)/only passed by the skin of his teethhij kwam op het laatste nippertje • he came at the (very) last moment/the last (possible) moment -
13 nippertje
♦voorbeelden:op het nippertje ontkomen, ontsnappen • l'échapper belle't was op het nippertje • il était moins cinq -
14 hij kwam op het laatste nippertje
hij kwam op het laatste nippertjehe came at the (very) last moment/the last (possible) momentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kwam op het laatste nippertje
-
15 narrow
adj. smal, nauw; klein--------n. engte (bij vallei of bergpas); smalle doorgang--------v. vernauwen; verminderen; inkrimpennarrow1[ næroo] 〈zelfstandig naamwoord; vaak meervoud〉1 engte ⇒ zee-engte, bergengte————————narrow2〈bijvoeglijk naamwoord; narrowness〉1 smal ⇒ nauw, eng2 beperkt ⇒ gering, krap♦voorbeelden:1 by a narrow margin • nog net, op het nippertjeit was a narrow escape/ 〈 informeel〉 a narrow shave/squeak/sqeeze • het was op het nippertje, op het kantje af; het had maar een haar gescheeldnarrow gauge • smalspoorwalk a very narrow line • spitsroeden lopenin the narrowest sense • strikt genomenthe narrow way • het smalle pad (der deugd)————————narrow3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 in the nick of time
-
17 escape by the skin of one's teeth
English-Dutch dictionary > escape by the skin of one's teeth
-
18 by the skin of one's teeth
op het nippertje ontsnappen,op het nippertje -
19 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
20 coiffer
coiffer [kwaafee]♦voorbeelden:2 coiffer qn. bien • iemand goed staan, iemand (goed) kleden6 se faire coiffer (au poteau) • op het laatste moment ingehaald, geklopt worden1 zich kappen ⇒ zich het haar opmaken, zich kammen1. v1) kappen, het haar opmaken of knippen (van)3) opzetten [hoed]2. se coifferv1) zich het haar opmaken, zich kammen2) opzetten
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
op het nippertje
Страницы